Bevlogen ondernemerschap is een belangrijke voorwaarde om een ZBC op te richten en tot een succes te maken. Dat is bevredigend voor de patiënten, maar zeker ook voor de oprichters en het zorgpersoneel. Door de kleinschaligheid en korte lijnen gaat alles sneller en efficiënter dan in een ziekenhuis. “We kunnen de kliniek op onze eigen manier inrichten, dat is erg inspirerend,” zegt Bas Op de Coul, KNO-arts en medeoprichter van KNO MC in Waardenburg. “Het volstaat niet om alleen maar ‘dokter’ te zijn.”
Hoe bent u tot het opzetten van de kliniek gekomen?
“We hadden en hebben nog steeds een prettige plek in het Jeroen Bosch ziekenhuis. We konden de KNO-poli daar echter niet uitbreiden, terwijl daar wel behoefte aan was. Dat deed ons in 2021 besluiten een ZBC op te richten. Dit ging in goed overleg met het ziekenhuis, dat nog steeds dient als back-up voor complicaties. Onze poli loopt intussen aardig vol en binnenkort gaan we met een tweede en derde locatie beginnen, in het zuiden en midden van het land.”
Waar is het succes aan te danken denkt u?
“Patiënten worden hier snel en goed geholpen en de kleinschalige entourage maakt het nog wat aantrekkelijker allemaal. Patiënten komen vanuit het hele land, van Texel tot Maastricht. We zijn proactief naar huisartsen, zodat men ook in de omgeving weet wie we zijn en wat we doen. Huisartsen beseffen dat we geen dure privéaangelegenheid zijn. Alles wordt vergoed. We hebben plezier omdat we de regie hebben teruggekregen die we in het ziekenhuis waren gaan missen.”
Zijn er niet meer KNO klinieken?
“KNO lijkt wat achter te lopen in de tendens van veel vakgebieden om het ziekenhuis uit te gaan. Men wil meer eigen regie en eigen specialiteiten. Dat is makkelijker te regelen in een kleinschalige, zelfstandige omgeving. Binnen KNO zitten we volgens mij in een transitiefase. ZBC’s worden door medici nog vaak gezien als plaatsen voor het kruimelwerk, een soort tweederangs zorgverlener. Maar dat beeld verandert gelukkig richting een plaats waar je kunt doen wat je zelf wilt, op je eigen manier. Het is ook een ideale plaats om parttime te werken.”
Betekent eigen regie niet ook steeds opnieuw het wiel uitvinden?
“Als een maatschap KNO overweegt om ook naar buiten te stappen, kunnen de oprichters veel hebben aan ons concept en onze ervaring. Aansluiten bij ons concept bespaart ze een hoop verplichte protocollering, zodat ze hun tijd en aandacht aan de kliniek zelf kunnen besteden. Wij proberen binnen de KNO ons terrein uit te breiden. Luchtwegallergie is bijvoorbeeld een terrein dat er uitstekend bij past, maar waar elders weinig aanbod is. Het gaat dan om eenvoudige klachten, die niet per se door een heel team van uiteenlopende disciplines hoeven te worden behandeld. Dat geldt ook voor slaapapneu-problematiek (OSAS). Wordt het te ingewikkeld dan kan de patiënt alsnog naar een specialistisch centrum gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat we met z’n allen de zorg zo goed en efficiënt mogelijk organiseren.”