“Voeding is geen bijzaak – het ís de basis van zorg”

In een tijd waarin medicijnen voor gewichtsverlies populairder zijn dan ooit en obesitas wereldwijd toeneemt, pleit hoogleraar voeding en gezondheid Marianne Geleijnse (Wageningen University & Research) voor een meer fundamentele aanpak. “Voeding hoort geen sluitpost in de behandeling te zijn, maar juist een centraal uitgangspunt.” Vanuit haar jarenlange wetenschappelijk onderzoek – van zout en bloeddruk tot plantaardige voeding en duurzaamheid – werkt zij aan richtlijnen en interventies die het verschil kunnen maken voor patiënt én planeet.

 

Van zout naar zorg: een wetenschappelijke reis

Marianne Geleijnse heeft altijd een scherp oog voor het samenspel tussen voeding en gezondheid gehad. Oorspronkelijk opgeleid als biomedisch wetenschapper in Leiden, bracht haar vroege onderzoek zich naar de effecten van zout op de bloeddruk, wat resulteerde in haar promotie in Rotterdam. In haar loopbaan aan Wageningen University is haar werk steeds meer gericht op de bredere relatie tussen voeding, gezondheid en duurzaamheid. “Ik kom niet uit de klassieke voedingswetenschap, maar vanuit de biomedische hoek. En dat heeft me geholpen om voeding te zien binnen het grotere geheel van moleculaire en fysiologische processen in het lichaam.”

 

Dit perspectief heeft haar niet alleen in staat gesteld om voeding beter te begrijpen, maar ook om te zien hoe groot de rol van voeding kan zijn in preventie en behandeling van ziektes. Haar vroege focus op zout leidde bijvoorbeeld tot belangrijke inzichten in de rol van natrium in het verhogen van de bloeddruk, een bevinding die wereldwijd invloed heeft gehad op gezondheidsrichtlijnen. Deze wetenschappelijke basis maakt haar een autoriteit op het gebied van de invloed van voeding op gezondheidsuitkomsten.

 

Voeding als interventie, geen bijzaak

Vandaag de dag is Geleijnse een vooraanstaande wetenschapper, werkzaam aan de frontlinie van de voeding-gezondheidspromotie. Haar wetenschappelijke werk bestaat uit drie grote pijlers: grote cohortstudies, interventieonderzoek en de modellering van duurzame voedingspatronen. Ze is betrokken bij toonaangevende onderzoeken, zoals het Alpha Omega Cohort, waarin duizenden hartpatiënten worden gevolgd. Daarnaast zet ze zich in voor de directe toepassing van wetenschap in de klinische praktijk, bijvoorbeeld via de Alliantie Voeding in de Zorg. “De uitdaging ligt vaak in de implementatie. We kijken hoe we voeding daadwerkelijk geïntegreerd krijgen in het ziekenhuis. Vaak is dat lastig, vooral wanneer patiënten al medicatie gebruiken,” legt ze uit. “Toch liggen daar enorme kansen. Voeding is vaak de sleutel om verdergaande medische behandelingen te ondersteunen of zelfs te voorkomen.” Ze benadrukt dat voeding niet een extra optie is naast medische behandelingen, maar een integraal onderdeel van een bredere zorgaanpak.

 

Plantaardig, duurzaam en effectief – maar voor wie?

Een belangrijk en steeds centraler thema in Geleijnse’s werk is de verschuiving naar meer plantaardige voeding, een keuze die volgens haar enorme voordelen kan opleveren voor zowel de gezondheid als de duurzaamheid. “Voor mensen met hart- en vaatziekten blijkt een plantaardig dieet bijvoorbeeld bijzonder gunstig,” vertelt ze. “Tegelijkertijd moeten we voorzichtig zijn, vooral bij kwetsbare ouderen met sarcopenie en bij patiënten die een operatie ondergaan. Het vervangen van dierlijke eiwitten moet dan met verstand gebeuren, onder begeleiding van een diëtist.”

 

Toch is ze zich ervan bewust dat de transitie naar plantaardig eten niet zonder uitdagingen is. Zo blijft visconsumptie, ondanks zorgen over vervuiling en duurzaamheid, belangrijk voor hartpatiënten vanwege de omega-3-vetzuren die het biedt. Geleijnse benadrukt dat bij het ontwikkelen van voedingsrichtlijnen altijd een holistische benadering nodig is, waarbij zowel het totale effect van voeding op de gezondheid wordt bekeken als afgestemd wordt op de specifieke behoeften van verschillende doelgroepen.

 

Huisartsen als sleutelspelers

Gehoord of niet, huisartsen zijn in de ogen van Geleijnse cruciaal in de transitie naar een gezondere samenleving. “Huisartsen hebben misschien geen formele voedingsopleiding gehad, maar patiënten luisteren vaak wél naar hun advies,” zegt Geleijnse. “Artsen kunnen de rol van ambassadeurs van een gezonde leefstijl aannemen – en gelukkig gebeurt dit steeds vaker.”

De artsen kunnen volgens Geleijnse echt een verschil maken, niet alleen in het voorschrijven van medicijnen, maar ook in het verstrekken van voedingsadviezen die net zo belangrijk kunnen zijn. “De belangstelling voor gezondheid en preventie groeit. Artsen kunnen samen met voedingswetenschappers het verschil maken. Het is van essentieel belang dat we voeding als een prioriteit blijven zien in zorgtrajecten.”

 

De obesogene omgeving en het ethische dilemma

In haar werk komt Geleijnse ook vaak in aanraking met bredere maatschappelijke kwesties die invloed hebben op gezondheid. Ze maakt zich zorgen over de ‘obesogene’ omgeving waarin we ons bevinden: een samenleving die wordt gedomineerd door een overvloed aan ongezond voedsel, verleidelijke marketing en een gebrek aan beweging. “We zien het nu ook gebeuren in landen als India en China, waar de Westerse eetgewoonten zich verspreiden en obesitas en welvaartsziekten een groeiend probleem worden.”

 

Geleijnse waarschuwt echter ook voor de ethische dilemma’s die gepaard gaan met de opkomst van nieuwe afslankmedicijnen zoals GLP-1. “Als alleen de hogere inkomens zich deze medicijnen kunnen veroorloven, kan dit leiden tot een maatschappelijke tweedeling, terwijl de onderliggende leefstijlfactoren zoals voeding, beweging en stress ongewijzigd blijven.” Dit maakt haar bezorgd over de toenemende ongelijkheid in de gezondheidszorg

 

Een systeemverandering begint bij de wortel

Voor Geleijnse ligt de oplossing echter niet alleen in het behandelen van ziekte, maar in preventie, vanaf de basis. “Het is vreemd dat we eerst ongezond voedsel promoten en vervolgens geld verdienen aan de medische oplossingen,” reflecteert ze. “Het moet anders. De eerste duizend dagen – van conceptie tot twee jaar – zijn cruciaal voor de gezondheid van een individu. Daar begint preventie.” Ze pleit voor een fundamentele verandering in ons zorgsysteem, waarbij preventie en gezonde leefstijl vanaf jonge leeftijd worden gepromoot, niet alleen als reactie op ziekte, maar als de norm. “Door vroeg in te grijpen, kunnen we de gezondheidszorg effectiever en duurzamer maken voor toekomstige generaties.”

 

Tot slot

Voor zorgprofessionals ligt hier een duidelijke taak: neem voeding serieus, werk samen met voedingsdeskundigen, en zie het niet als bijzaak. Geleijnse benadrukt: “Een goed voedingsadvies is minstens zo belangrijk als een recept. En het heeft effect op alle organen en functies van het lichaam.” Als samenleving moeten we goede voeding niet alleen als een randaspect van zorg zien, maar als de basis waarop we gezondheid kunnen bouwen – zowel voor de individuele patiënt als voor de planeet. Het is tijd voor een verandering van perspectief.

Leuk artikel?

Share on Facebook
Share on Twitter
Share on Linkdin
Share on Pinterest

Laat een reactie achter

Gerelateerde Artikelen

Ontvang het laatste nieuws

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

En mis nooit meer een artikel.