In Nederland bestaan ziekenhuizen en zelfstandige behandelcentra (ZBC’s) naast elkaar. Daarnaast zijn er tussenvormen: instellingen die aspecten hebben van ZBC’s én van ziekenhuizen. Tot slot zijn er meer of minder met ziekenhuizen verbonden ZBC’s. Hoe zijn al die vormen ontstaan en wat zijn er de voor- en nadelen van? Kan het ook eenvoudiger? Hierover praten drie deskundigen uit het veld met elkaar. Niels ter Kuile, bedrijfsadviseur en mede-eigenaar van medisch adviesbureau Raadgevers Kuijckhoven, adviseert medisch specialisten bij het opstarten van een ZBC. Ger Jager, voormalig consultant in de zorg via Aduard Advies en Zorgmakelaars, is tegenwoordig toezichthouder in de zorg en bestuurder bij de Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze. Marc Wagener, orthopedisch chirurg in ziekenhuis Rijnstate en medisch manager van de divisie planbare zorg aldaar, heeft de focuskliniek Rijnstate Clinics medeopgericht.
Wat zijn enkele redenen om een ZBC op te richten? Het is bekend dat ZBC’s door hun focus op laagcomplexe zorg een belangrijke rol spelen in het wegwerken van wachtlijsten voor betrekkelijk eenvoudige ingrepen, en dat patiënten zich er wegens de kleinschaligheid vaak beter thuis voelen dan in een groot onpersoonlijk ziekenhuis. De reden zou dus idealistisch kunnen zijn.
Ter Kuile: “Er zijn in mijn optiek twee hoofdargumenten: het kan geld opleveren om het ziekenhuis uit te gaan, én het opstarten van een ZBC kan een middel zijn om op een zinvolle manier samen te blijven werken met MSB en ziekenhuis. Artsen die een ZBC starten om er vooral geld mee te verdienen blijven meestal niet samenwerken met het ziekenhuis. Daar zie ik ook geen idealisme in.” Wagener: “Er zijn ook medici die zich niet gehoord voelen in de ziekenhuisorganisatie en daar niet op hun eigen manier kunnen werken. Wegens capaciteitsgebrek binnen het ziekenhuis kunnen ze de gewenste patiëntenzorg niet leveren en voelen ze zich beperkt in het doorvoeren van gewenste innovaties. Het hoeft niet per se om geld te gaan.” Jager: “Het is mijn ervaring dat de meeste medici die mij om advies vragen klaar zijn met de organisatie van hun ziekenhuis en zelf de regie over de zorg op de werkvloer willen. Wagener: “Stel dat je ze vraagt of ze ook een ZBC zouden oprichten als ze alles wat ze zouden willen gewoon binnen de muren van hun eigen ziekenhuis konden krijgen. Ik denk dat de meesten dan afhaken.” Jager: “Een aantal wel, maar een deel wil juist die onafhankelijkheid.” Wagener: “Dat is waar, maar ik denk dat niemand zit te wachten op de rompslomp van onderhandelingen met zorgverzekeraars, reguleringen, administratieve lasten en noem maar op. Verzekeraars zijn vaak huiverig om afspraken te maken over zorg buiten de muren van een ziekenhuis. Ze zijn ook huiverig omdat ze niet weten hoeveel kosten ze kunnen verwachten. De bekostiging bij een ZBC is anders geregeld dan bij ziekenhuizen.” Jager: “Maar in het ziekenhuis moeten ze altijd weer vechten om een deel van het plafond te krijgen. Daar willen ze ook vanaf.”
Is ZBC wel een goede term? Als je het begrip focuskliniek gebruikt hoef je het accent niet op zelfstandigheid te leggen. Dan ligt het meer op datgene wat je behandelt, en de manier waarop dat gebeurt. Dat kan dan ook binnen de muren van een ziekenhuis, als een min of meer afgesloten deel in de ziekenhuisorganisatie.
Wagener: “Op die manier kun je verbetertrajecten doorvoeren qua capaciteit en personeel. Over de zorg die binnen de focuskliniek wordt geleverd, kan apart worden onderhandeld met zorgverzekeraars, maar de kliniek heeft wel de hele organisatie van het ziekenhuis achter zich. Die staat ook garant voor een bepaalde kwaliteit. Dat overtuigt de verzekeraars. Daarbij heeft zo’n focuskliniek natuurlijk wel de taak om dezelfde publieksvriendelijke service te bieden als een zelfstandige ZBC. Ik bedoel: een focuskliniek starten is meer dan alleen een ander bordje op de deur plakken.” Ter Kuile: “Interessant aan focusklinieken in het ziekenhuis vind ik dat ze vaak realistischer zijn. Het opstarten van een ZBC is een heel lastige tak van sport, daar kom ik steeds meer achter. En er komt niet alleen veel kijken bij het opstarten, maar ook bij het beleid maken en beleid voeren. Samenwerken met het MSB, collega’s in de vakgroep, regelgeving, administratie. Veel medici schrikken daarvan. Ze komen hier op vrijdag en willen dan maandag beginnen. Dat kan, maar dat is dan wel maandag over een jaar. En dat geldt dan voor artsen die lid zijn van een vakgroep, met alle afspraken die daar zijn gemaakt. Hoe zijn de contacten met het ziekenhuis, wat vindt men daar van de ZBC die je wilt opzetten? Dat ligt heel gevoelig allemaal. Ik raad ze altijd aan om dat eerst op te helderen. Samenwerking is veel eenvoudiger dan in je eentje starten, bijvoorbeeld qua administratie. Je kunt dan nog steeds zorg weghalen uit het ziekenhuis, waar iedereen bij gebaat zou kunnen zijn. Samenwerking leidt tot betere zorg, daarmee help je de gezondheidszorg.”
Je hoort nogal eens verhalen over jaloezie, en dat ziekenhuizen een ZBC als concurrentie zien. Maar focusklinieken kunnen het ziekenhuis toch ook helpen en dus een voordeel voor het ziekenhuis zijn?
Wagener: “Onze focuskliniek is opgericht om de gehele ziekenhuisorganisatie zo te laten draaien zoals we willen. Dit om financiële en planningsredenen, en de beschikbaarheid van planbare zorg voor onze opleiding. Het doel is behoud van deze zorg. We vinden dat voor het functioneren van het ziekenhuis, met zijn hoogcomplexe zorg, oncologische zorg en traumazorg, het echt nodig is dat deze planbare zorg bij ons blijft. We zouden die verliezen als we die focuskliniek niet binnen onze muren zouden openen, en daarmee helpen we het ziekenhuis. Het gaat feitelijk om concurrentiegevoelige zorg, en die willen we niet kwijt. Het was hier ook een immens werk om het allemaal op te zetten en het kostte wel anderhalf jaar. Het begin was langzaam, met een paar specialismen, en dat breidt zich langzaam uit.” Jager: “Valt een focuskliniek ook onder de plafondafspraken van het ziekenhuis?” Wagener: “We maken aparte afspraken over de zorg die we leveren binnen onze focuskliniek.”
Wat is er eigenlijk tegen een simpele ‘buitenpoli’, waar eenvoudige handelingen kunnen plaatsvinden en wachtlijsten snel kunnen worden weggewerkt, zonder veel rompslomp? Daar is toch iedereen bij gebaat? Het is goedkoper, laagdrempelig, nauwelijks parkeerproblemen, en identieke behandelingen zoals staaroperaties kunnen als het ware aan de lopende band worden uitgevoerd.
Ter Kuile: “Daar is natuurlijk niets op tegen, maar het is voor de meeste medici gewoon te complex om eraan te beginnen. Een arts moet ook ondernemer zijn en krijgt te maken met tegenslagen, al in de opstartfase: personeel wordt ziek, de eigenaren moeten goed kunnen samenwerken, de taken moeten goed worden verdeeld naar ieders tevredenheid. Veel haken er af nog voordat ze daadwerkelijk zijn opgestart..” Jager: “Het is meer een geaardheid denk ik. Ik ken er genoeg die wél zijn geslaagd. Het is een kwestie van ondernemersgeest. Ik zie ook ziekenhuizen waarin bijvoorbeeld bij oogheelkunde ineens veel polikliniekbezoek naar een ZBC gaat. Zo’n ziekenhuis moet zijn uiterste best doen om de operatieve ingrepen in huis te houden. Dit soort mixen zie ik steeds vaker. Er wordt meer geconcurreerd en er zijn ook meer kwaliteiten voor het management vereist. Losse ZBC’s zijn in veel gevallen opgericht om wachtlijsten weg te werken, en kunnen door hun specialisaties en korte lijnen ook vaak goedkoper werken. Behandelingen kosten er vaak minder en lijken ook wel steeds goedkoper te worden.” Wagener: “We zien nu dat deze zorg in elk geval in het ziekenhuis geleverd kán worden, dat het voor personeel interessant is, voor opleidingen, voor patiënten, voor regionale huisartsen. Ik zie niet in wat wij minder goed zouden doen dan losse ZBC’s.” ■