De ‘zorgkloof’ speelt al een hele tijd in Nederland. Nog voor corona was al bekend dat niet iedere Nederlander even gemakkelijk toegang heeft tot de ook toen al overbelaste gezondheidszorg. Het hangt er sterk vanaf of je in een goed of slecht postcodegebied geboren bent. Corona heeft het probleem wel verergerd. De druk op de zorg nam alleen maar toe en daardoor ook de oneerlijke verdeling van zorggebruikers. Het is sindsdien niet verbeterd. Hoe manifesteert zich de zorgkloof, en hoe gaan ‘geldvragers’ zoals ziekenhuizen, en ‘geldbetalers’, zoals zorgverzekeraars, ermee om? Het is een probleem dat je alleen via vergaande samenwerking op vooral regionaal niveau kunt oplossen, zeggen zowel Carina Hilders, bestuursvoorzitter van het Reinier de Graaf ziekenhuis in Delft, en Aad de Groot, bestuursvoorzitter van zorgverzekeraar DSW.
Toegankelijkheid voor iedereen
Hilders vindt dat de toegankelijkheid tot zorg voor iedereen in de samenleving gelijk moet blijven. Solidariteit is tenslotte een kernwaarde van ons zorgstelsel. “Het gaat echter toch steeds meer scheef lopen.” Volgens De Groot uit dat zich bijvoorbeeld in ongelijke wachttijden in ziekenhuizen en de ggz, en problemen in de jeugdzorg. “Maar het strekt zich veel verder uit dan onze individuele organisaties. Ik vind het onbestaanbaar dat je in dit welvarende land gemiddeld acht jaar korter leeft als je in een achterstandswijk bent geboren. Als je praktisch bent opgeleid heb je twaalf gezonde levensjaren minder dan wanneer je theoretisch bent opgeleid. Daar moet iets aan gebeuren.” De zorgvraag groeit en wordt complexer, en het aantal mantelzorgers neemt af. Er moet dus in de toekomst meer zorg en ondersteuning geleverd worden met maximaal hetzelfde aantal mensen. Dat kan volgens De Groot alleen als zoveel mogelijk partijen in een regio dat gezamenlijk gaan oplossen. Dat gaat volgens Hilders zo ver dat je ook verbinding moet leggen met andere domeinen, zoals onderwijs, woningbouw, en zelfs zaken als schuldsanering, die een indirecte rol spelen in gezondheid en de toegankelijkheid tot zorg. “Dat ziet VWS ook. Er is niet voor niets het project ‘Gezonde Start’, dat gezonde en veilige kinderopvang stimuleert. Het is een onderdeel van de ‘levensloopgeneeskunde’, die mensen zo lang mogelijk gezond probeert te houden. Het gaat niet alleen om het zorgdomein dus. Dat we ons als zorg verbreden is essentieel om het probleem op te lossen.”
Risicofactoren voor zorgdruk
Kansarme, ongezonde levens zijn een risicofactor voor de zorgdruk. “Vanuit de levensloopgeneeskunde weten we dat wie met een slecht gewicht wordt geboren en een moeizame zwangerschap heeft doorstaan, op latere leeftijd een veel grotere kans heeft op chronische ziektes,” zegt Hilders. De Groot beschrijft de bewoners van een tochtig, beschimmeld huis. Ze worden ziek, gaan niet meer werken, komen in de schulden en uiteindelijk bij de ggz terecht. “Op dit soort situaties reageren de overheid en wij zorgpartijen pas als er wachttijden in de ggz ontstaan. We zouden echter moeten starten met het voorkomen van tochtige huizen. Sterker nog, de problemen beginnen eigenlijk al voor de conceptie: Welk perspectief heeft een nog ongeboren kind? Het vraagt om structurele oplossingen.”
Hilders is wel optimistisch over die oplossingen. In de zorg hebben alle partijen die iets te zeggen hebben dit volgens haar wel opgepakt. “Het is nu zaak om ons te gaan verbinden met andere domeinen.” Die verbinding is al gaande. Kortgeleden hebben 35 partijen in de regio Westland-Schieland-Delfland een regionaal integraal gezondheidsakkoord (RIGA) gesloten. DSW en Reinier de Graaf hebben zich allebei aangesloten, maar ook het sociale domein, gemeentes en ggz-welzijn zijn van de partij. De ambitie is dat mensen uit alle lagen in de regio een prettig en gezond leven kunnen realiseren, en ondersteuning krijgen als dat nodig is. Die brede samenwerking lukt volgens De Groot omdat de deelnemers elkaar vertrouwen en bereid zijn over hun eigenbelang heen te stappen. “Ik geloof meer in een RIGA dan in het IZA (het integrale zorgakkoord), want dat laatste is een akkoord dat alleen kijkt naar de curatieve zorg, en voor vier jaar is afgesloten. In vier jaar los je dit probleem echter niet op, daar is veel meer tijd voor nodig.”
Kruisbestuivingen
Kruisbestuivingen stimuleren de slagvaardigheid. Hilders noemt als voorbeeld dat er sinds kort een maatschappelijk werker van de gemeente ook een aantal uren per week in het ziekenhuis werkt. Die kan een hoop betekenen voor kwetsbare ouderen, door hun omstandigheden thuis te inventariseren. Als iemand in een ongezonde situatie leeft, dan is die zo weer terug in het ziekenhuis. De maatschappelijk werker kan gerichte ondersteuning in de thuissituatie organiseren. “Doe je niets, dan worden het vaak langdurige opnames met alle kosten van dien. Zo simpel kan het zijn, ook financieel. Dat merken zorgverzekeraars ook, daarom geeft DSW ons ruimte om met dit soort projecten te experimenteren.” Bij de samenwerking tussen domeinen hoort ook dat informatie makkelijker onderling kan worden uitgewisseld, wat via digitalisering ook steeds beter mogelijk wordt. Het delen van patiëntgegevens is essentieel om op tijd en adequaat te kunnen handelen.
Meer dan alleen preventie
Gaat het dan vooral om preventie? De Groot vindt het belangrijker om de kwaliteit van leven in de hele samenleving te bevorderen. “Preventie komt vaak vooral neer op kostenbesparing. Vitaliteitsprogramma’s, zoals die nu in de mode zijn bij verzekeraars, zijn elitair en slaan niet aan bij mensen in achterstandswijken. Het gaat erom dat iedereen in de basis genoeg aandacht krijgt, dan daalt de zorgdruk vanzelf.” Hilders: “Kinderen uit een achterstandswijk gaan vaak zonder ontbijt naar school, dat is de realiteit. Dat is niet goed voor hun ontwikkeling en bevordert uiteindelijk ziekenhuisbezoek. Ontbijt op school is een prima initiatief.” Ook consultatiebureaus kunnen een belangrijke rol spelen om kinderen een gezonde start te laten maken. Ziekenhuizen zouden beter moeten onderzoeken welke onderliggende problemen er bij hun patiënten spelen. Dan gaat het niet meer alleen om pillen of operaties. “We hebben nu te maken met veel uitval, burn-outs en demotivatie onder het personeel, maar ik denk dat als ze oprechte aandacht kunnen geven en zich mogen verdiepen in een patiënt, dat voor beide kanten inspirerend is. Dan zal het verzuim ook afnemen.”
Regionalisering tegenover marktwerking
De Groot en Hilders zien allebei meer heil in regionale samenwerking dan in marktwerking om de zorgkloof en de zorgdruk op te lossen. Marktwerking is volgens De Groot vooral denken vanuit eigenbelang en de korte termijn. Landelijke regelingen zijn volgens hem ook veel te algemeen. In deze tijd van schaarste werken die niet. Er is behalve een tekort aan mensen ook een tekort aan geld. “De overheid ziet de zorg als koekoeksjong en verschuift de lasten naar de burger, die al een flink deel van zijn inkomen aan zorg kwijt is. We merken het aan de premies, er wordt steeds meer om betalingsregelingen gevraagd. Bij schaarste werkt marktwerking niet meer, want die is bedoeld om door middel van vrije keuze voor aanbieders de zorgkwaliteit te verbeteren en doelmatigheid te realiseren. Er zijn echter te weinig zorgaanbieders en te weinig middelen. En de kwaliteit kan veel beter door ziekenhuizen worden beoordeeld.”
Hilders wil graag met een positieve noot afsluiten. “De zorgkloof is een gedeeld probleem waar iedere partij het belang inmiddels van inziet. Ieder zoekt zijn weg in de krapte en schaarste, er komen steeds weer nieuwe initiatieven. Dat geeft een enorme energie. Zorgprofessionals voelen zich beter, verpleegkundig leiderschap ontwikkelt zich. Innovaties gaan niet meer alleen over een nieuwe robot of andere dure apparatuur. Het zit nu veel meer in innovaties van het zorgproces, hoe kunnen we dat met kleine stapjes gezamenlijk steeds beter maken.” De Groot geeft haar gelijk: “Al die schaarste betekent ook dat je nu echt het verschil kunt maken. Mensen zijn gemotiveerd en betrokken, dat zien we in de hele regio. Dat geeft toch een beter gevoel dan dat ik met Carina om de tafel zit om over een procentje meer of minder zorgvergoeding te praten.”